Lees hieronder het interview met Willy Van Neste.
Willy Van Neste op Wikipedia.

Zoals Gilbert Desmet van Lichtervelde, Benoni Beheyt die wereldkampioen werd, Rik Van Looy…

Ik volgde mijn broer, die twee jaar ouder was en koerste, daarin. Ik kon goed mee en zo ben ik twee jaar later ook beginnen koersen. Toen was ook alles veel makkelijker: je moest enkel vijf Belgische frank betalen (nu 12 eurocent) en je nummer ophalen. Geen dokters, geen ouders die ervoor moesten tekenen.

Zo ben ik bij de nieuwelingen geraakt op mijn zeventiende. Toen ik achttien was ben ik overgestapt naar de liefhebbers, waarbij ik drie jaar gebleven ben. Er was toen al meer begeleiding en meer supporters met goede raad.

De Vredeskoers was drie weken van Warschau via Praag naar Berlijn. Je werd er ontvangen als koningen met twee zwaantjes voor ons en twee achter ons toen we er trainden. I.p.v. een seingever stond er bij ieder straatje een militair. Op de spoorweg legden ze panlatten in de sporen om er beter te kunnen over rijden.
Zij koersten daar met betaalde staatsamateurs die ouder waren en meer jaren ervaring in de benen hadden. Zo kon bijna niemand van ons de Vredeskoers winnen.

Ik was zesde in het wereldkampioenschap bij de amateurs (toen liefhebbers), derde in de Vredeskoers, vierde in de Ronde van de Toekomst. Ik was toen lid van de Brugse Velosport en bleef bij deze wielerclub die heel wat goede coureurs kende: Guido Reybrouck, Jean-Pierre Monseré…

In 1967 ging ik mee naar de Tour de France als lid van de toenmalige Belgische ploeg. Als 22-jarige pakte ik de gele trui na mijn overwinning in de tweede rit Saint-Malo – Caen. Ik vergeet nooit wat Rik Van Looy toen na mijn zege tegen me zei: “Dit is niet goed voor België, want had ik gewonnen… iedereen kent mij, maar wie kent er u nu?”

Na een koers in Zwevegem moest ik op controle. Ze vonden een medicijn in mijn bloed dat ik gebruikte voor mijn sinusitis. Het was het begin van de dopingcontrole: geen pardon, een jaar niet koersen op Belgische bodem ondanks mijn geldig doktersattest!

Ik was toen 23 jaar en reed bij een Franse ploeg. Mijn vader en moeder waren anti-koers. Ze waren boeren en mijn moeder zei: “Wie koerst er nu? Ofwel iemand uit een café, ofwel iemand die niet wil werken!” Een boerenzoon die koerst?

Ik ben begonnen bij Mann-Grundig met Herman Van Springel, nadien een jaar bij de Bic ploeg van Jacques Anquetil, toen overgegaan bij Flandria met De Vlaeminck en Monseré, twee jaar bij Sonolor met Lucien Van Impe en uiteindelijk nog twee jaar bij Frisol met Jan Raes en Hennie De Kuiper.

Nog twee jaar meer werken als knecht en afzien? Ondertussen was ik getrouwd en baatte mijn vrouw en haar zuster een café-feestzaal uit, niet meteen een rustige omgeving voor een goede voorbereiding op koersen. Ik ben toen gestopt en direct zelfstandig voegwerk begonnen tot aan mijn pensioen 33 jaar later. Ik kon niet de hele dag in het café zitten, ik moest buiten zijn!
Je moet altijd bezig zijn. Als je ’s morgens opstaat, moet je weten wat je gaat doen. Je moet een doel voor ogen hebben!